Gunung Merapi
Gunung Merapi
De vulkaan Gunung Merapi is de meest actieve vulkaan van Indonesië. Gemiddeld iedere drie jaar vindt een kleine uitbarsting plaats en iedere tien tot vijftien jaar een grote. De laatste grote uitbarsting was in oktober 2010, waarbij vulkanisch materiaal tot ruim anderhalve kilometer omhoog werd gespoten.
Gunung Merapi betekent letterlijk berg van vuur.
De Merapi is 2.968 meter hoog en ligt dicht bij de stad Yogyakarta.
Gunung Merapi betekent letterlijk berg van vuur.
De Merapi is 2.968 meter hoog en ligt dicht bij de stad Yogyakarta.
De Merapi op?
In 1993 bezocht ik Indonesië voor het eerst. Samen met mijn ouders, mijn vrouw Marieke en onze kinderen Linneke, Freek en Lotte reisden we 5 weken over Java en 1 week Bali. Hoogtepunt (letterlijk en figuurlijk) was de beklimming van de Merapi vulkaan (2.968 meter), Hieronder het verslag van de beklimming destijds.
Niets staat op het programma vandaag, dus lekker luieren rond zwembad en hangen tussen onze kamers.Aangezien de banken gesloten zijn loop ik met Lin naar een money changer vlak bij ons hotel.
Terwijl voor $300 aan American Express cheques ruim 625.000 roepia wordt uitgeteld, komt een meisje het kantoortje binnen, verontschuldigt zich dat ze gisteravond niet is komen opdagen en spreekt voor vanavond tien uur af. Ik heb geen flauw benul waar het over gaat en, als het meisje al weer is verdwenen, begin ik wat met de 'lokettist' te flauwekullen over zijn 'date' voor vanavond.
Hij legt lachend uit dat het meisje een sunrise tour naar de Merapi gaat maken.
Mijn oren spitsen zich en ik weet dat ik verkocht ben: De Merapi op!
Zal Marieke dat wel op prijs stellen? Kan ik dat wel aan? Na wat praktische vragen over de beklimming weet ik het zeker, denk ik, de Merapi op!
Marieke heeft geen bezwaar en moedigt het zelfs aan. Pa en ma zijn dolenthousiast. Freekje is boos dat hij niet mee mag. Pa twijfelt nog over eventueel meegaan, maar de beklimming lijkt voor hem echt te zwaar. Ik boek de tocht en de rest van de dag worden mijn gedachten beheerst door dat ene. De Merapi op!
Na een tijddodende, maar gezellige slenterpartij door de Malioboro met pa, Marieke en Linneke eet en drink ik behoedzaam en ben minstens een uur bezig met het in- en uitpakken van mijn rugzak.
Zou het gaan regenen? Pajung inpakken. Of is dat te zwaar? Eén of twee halve liters water mee? Klein handdoekje. Biscuits. Chocolade. Genoeg fotorolletjes. Camera, telelens, flitslicht. Droge sokken en T-shirt. Patagonia. Wel, geen, wel, geen jasje mee. Toch maar wel. Nee, toch maar niet, te volumineus. Appel, één fles water, aspirine. Ma heeft nog druivensuiker. Poeder voor twee kopjes Nescafé in een leeg filmdopje.
Samen met Lotte en Freek na het eten in bed om alvast in het voren te slapen. Als Marieke me om kwart voor tien wekt ben ik zo ontzettend loom dat ik eigenlijk geen zin heb.
Moet poepen. Kan niks uitkomen.
Drink nog wat, doe rugzak aan en dan toch maar wél de jas mee. Stappen met pa, ma en Marieke om vijf voor tien naar de money changer, waar ik na tien minuten in een busje stap. Niets of niemand houdt me meer tegen, Ik ga de Merapi op!
Na vier pick-ups in Yogya is de groep van tien compleet: vier vrouwen en zes mannen. Behalve drie stelletjes onderling wordt er onderweg niet gepraat. Ik hoor de stelletjes Engels, Duits en Frans spreken. Geen landgenoten dus. Ik vraag me af of ik als einzelgänger in de groep naar boven moet gaan, of dat er straks toch nog wat spraakwater loskomt.
De sjopeur rijdt de stad uit en de meesten proberen op de met stof beklede houten planken een tukkie te doen. Ik ook, sluit mijn ogen, maar van slapen is geen sprake. Na een klein uurtje slaan we van de grote weg af en laat de Merapi zich duidelijk zien. Het is half bewolkt en de maan, twee dagen geleden nog vol, zorgt voor een geheimzinnige en sprookjesachtige verlichting. We kronkelen vanaf het noorden in nog eens ruim een uur naar het startpunt. regelmatig schakelt de chauffeur terug naar de eerste versnelling en onder een hels kabaal trekt het dieseltje stapvoets omhoog. Om half één draaien we het erf op van het meetstation, een in verval geraakte pondok waar op de 'deel' wat tafels en houten bankjes zijn neergezet voor de bergtoeristen. Als achter een binnendeur een kinderstemmetje begint te huilen besef ik dat het verblijf tevens een gewoon woonhuis moet zijn.
We worden getrakteerd op kleffe boterhammen met hagelslag en een kop thee. Tijdens de nachtelijke lunch breekt een Engelstalige jongen de stilte en wordt er, gedempt door het wachtende avontuur, wat gesproken over de ervaringen in Indonesië. De Engelse jongen, een Duits meisje en ik zijn de enigen die wat praten. Geen van ons blijkt eerder een berg of vulkaan te hebben beklommen. Ik vertel het meisje dat zij voor mij de aanleiding is geweest om op deze tour mee te gaan. Zij was het met haar afspraak om tien uur in het kantoor van de money-changer.
Klokslag één vertelt een gids in gebrekkig Indo-Engels dat we gaan vertrekken, dat er in totaal drie gidsen meegaan, waarvan hij de enige is die Engels spreekt.
Niets staat op het programma vandaag, dus lekker luieren rond zwembad en hangen tussen onze kamers.Aangezien de banken gesloten zijn loop ik met Lin naar een money changer vlak bij ons hotel.
Terwijl voor $300 aan American Express cheques ruim 625.000 roepia wordt uitgeteld, komt een meisje het kantoortje binnen, verontschuldigt zich dat ze gisteravond niet is komen opdagen en spreekt voor vanavond tien uur af. Ik heb geen flauw benul waar het over gaat en, als het meisje al weer is verdwenen, begin ik wat met de 'lokettist' te flauwekullen over zijn 'date' voor vanavond.
Hij legt lachend uit dat het meisje een sunrise tour naar de Merapi gaat maken.
Mijn oren spitsen zich en ik weet dat ik verkocht ben: De Merapi op!
Zal Marieke dat wel op prijs stellen? Kan ik dat wel aan? Na wat praktische vragen over de beklimming weet ik het zeker, denk ik, de Merapi op!
Marieke heeft geen bezwaar en moedigt het zelfs aan. Pa en ma zijn dolenthousiast. Freekje is boos dat hij niet mee mag. Pa twijfelt nog over eventueel meegaan, maar de beklimming lijkt voor hem echt te zwaar. Ik boek de tocht en de rest van de dag worden mijn gedachten beheerst door dat ene. De Merapi op!
Na een tijddodende, maar gezellige slenterpartij door de Malioboro met pa, Marieke en Linneke eet en drink ik behoedzaam en ben minstens een uur bezig met het in- en uitpakken van mijn rugzak.
Zou het gaan regenen? Pajung inpakken. Of is dat te zwaar? Eén of twee halve liters water mee? Klein handdoekje. Biscuits. Chocolade. Genoeg fotorolletjes. Camera, telelens, flitslicht. Droge sokken en T-shirt. Patagonia. Wel, geen, wel, geen jasje mee. Toch maar wel. Nee, toch maar niet, te volumineus. Appel, één fles water, aspirine. Ma heeft nog druivensuiker. Poeder voor twee kopjes Nescafé in een leeg filmdopje.
Samen met Lotte en Freek na het eten in bed om alvast in het voren te slapen. Als Marieke me om kwart voor tien wekt ben ik zo ontzettend loom dat ik eigenlijk geen zin heb.
Moet poepen. Kan niks uitkomen.
Drink nog wat, doe rugzak aan en dan toch maar wél de jas mee. Stappen met pa, ma en Marieke om vijf voor tien naar de money changer, waar ik na tien minuten in een busje stap. Niets of niemand houdt me meer tegen, Ik ga de Merapi op!
Na vier pick-ups in Yogya is de groep van tien compleet: vier vrouwen en zes mannen. Behalve drie stelletjes onderling wordt er onderweg niet gepraat. Ik hoor de stelletjes Engels, Duits en Frans spreken. Geen landgenoten dus. Ik vraag me af of ik als einzelgänger in de groep naar boven moet gaan, of dat er straks toch nog wat spraakwater loskomt.
De sjopeur rijdt de stad uit en de meesten proberen op de met stof beklede houten planken een tukkie te doen. Ik ook, sluit mijn ogen, maar van slapen is geen sprake. Na een klein uurtje slaan we van de grote weg af en laat de Merapi zich duidelijk zien. Het is half bewolkt en de maan, twee dagen geleden nog vol, zorgt voor een geheimzinnige en sprookjesachtige verlichting. We kronkelen vanaf het noorden in nog eens ruim een uur naar het startpunt. regelmatig schakelt de chauffeur terug naar de eerste versnelling en onder een hels kabaal trekt het dieseltje stapvoets omhoog. Om half één draaien we het erf op van het meetstation, een in verval geraakte pondok waar op de 'deel' wat tafels en houten bankjes zijn neergezet voor de bergtoeristen. Als achter een binnendeur een kinderstemmetje begint te huilen besef ik dat het verblijf tevens een gewoon woonhuis moet zijn.
We worden getrakteerd op kleffe boterhammen met hagelslag en een kop thee. Tijdens de nachtelijke lunch breekt een Engelstalige jongen de stilte en wordt er, gedempt door het wachtende avontuur, wat gesproken over de ervaringen in Indonesië. De Engelse jongen, een Duits meisje en ik zijn de enigen die wat praten. Geen van ons blijkt eerder een berg of vulkaan te hebben beklommen. Ik vertel het meisje dat zij voor mij de aanleiding is geweest om op deze tour mee te gaan. Zij was het met haar afspraak om tien uur in het kantoor van de money-changer.
Klokslag één vertelt een gids in gebrekkig Indo-Engels dat we gaan vertrekken, dat er in totaal drie gidsen meegaan, waarvan hij de enige is die Engels spreekt.
Ja, de Merapi op!
Iedereen hangt zijn rugzak om en dan gaan we, de Merapi op! De eerste twintig minuten loop ik, stil, halverwege de groep, op een naar Indonesische begrippen verharde weg, redelijk gemakkelijk omhoog. Dan lopen we langs en door een droogstaande geul. Ik ben blij dat het niet regent. Langs sawa's en rietsuikervelden bereiken we het eerste rustpunt waar we vijf minuten stil houden. Ik neem een paar slokjes water en vraag me af of ik toch niet twee flessen mee had moeten nemen.
Verder omhoog wordt het "pad" steeds moeilijker begaanbaar en steiler. De groep splitst zich automatisch. Het Franstalige en het Engelstalige stel en het Duitse meisje vormen de achterblijvers. Even overweeg ik ook bij de volgers aan te sluiten, maar eigenlijk kan ik best goed mee in dit tempo. De route loopt nu dwars door de bush. Een paar keer blijf ik met mijn rugzak achter omgewaaide bomen hangen. Het "pad" ligt hier ook bezaaid met boomwortels. Eén keer blijf ik er met mijn voet achterhangen en blijf ternauwernood op de been.
Om half drie een lange rustpauze. Vanaf het rustpunt kijken we uit over Magelang en een andere, grote, stad. Ik dacht Yogyakarta, maar de gids zegt Solo. Ik neem de eerste foto's. Steeds twee van ieder uitzicht, eenmaal 3 seconden, eenmaal 6 seconden. Ken dan het trucje van de automaat nog niet. Ben benieuwd of er iets blijft plakken.
Na twintig minuten van stille en intense rust klinkt het commando "Up" en loopt de kopgroep van vijf, begeleid door de twee niet-Engelssprekende gidsen verder de Merapi op. Eén gids voorop, dan het Duitse stel, dan even niets, daarna de zwijgende Duitser, de Engelsman en ik en achteraan de tweede gids. De Engelsman en ik vinden steun bij elkaar op onze lijdensweg. Het "pad" is inmiddels zelfs dat niet meer en bij iedere stap moeten we uitkijken om niet uit te glijden of door de enkels te gaan. Als de enorme stijgingsgraad sporadisch wordt afgewisseld met vijf stappen 'Hollands steil' waan ik me zo af en toe op de roltrap.
Rond half vier weer rust. Schuilend achter rotsblokken, de wind is hard en koud, kom ik langzaam aan weer op adem. De gidsen lijken bij iedere rustpauze steeds een tukkie te doen. De druivensuiker van ma vijzelt de bloedspiegel van de Engelsman en mij weer wat op, zodat we in theorie weer verder kunnen.
Het klimmen wordt steeds zwaarder. Mijn knieën hebben al lang laten weten dat doorgaan gekkenwerk is. Mijn hart bonst de zuurstof door mijn lichaam en de Engelsman zweept me nog eens op : "Come on, we have paid for this!".
Het Duitse stel lijkt peper in de reet te hebben, ze zijn inmiddels uit het zicht verdwenen. Tijdens de laatste rust weigerden ze pauze te nemen en sleurden als het ware één van de gidsen mee naar boven.
Op het laatste plateau onder de top liggen een stuk of twintig bermtoeristen te slapen. Het is kwart over vier en het laatste stuk, steil tegen de brokken lava op, zal nog ongeveer een uur gaan kosten.
De klim is mensonterend. Met handen en voeten beweeg ik me omhoog. Iedere meter omhoog zwoegen wordt gevolgd door een halve meter terugglijden. Elke stap doet pijn aan tenen, voetzool, kuiten, maar vooral mijn knieën. De rugzak voelt aan als 50 kilo cement en bij iedere misstap overweeg ik om hem achter te laten.
Met buitenlandse krachttermen duwen Bob, de Engelsman, en ik onszelf omhoog. Hier stoppen kan niet meer, zó dicht bij het doel. Met het snot voor de ogen bereiken we om tien over vijf de kraterrand, een imposant diep, steil gat van zo'n 100 bij 25 meter. De top van de berg is nog een flinke steenworp.
Inmiddels daagt het in het Oosten. Een mysterieuze rode gloed naast Gunung Lawu, een bergtop op zo'n 200 km afstand. De zon laat zich nog net niet zien en ik spoed me naar de top. Wat ik van daar af zie is mooier dan Nirvana. De zon passeert langzaam maar zeker de horizon. Met tranen in de ogen voel ik me intens gelukkig dit mee te maken. Bovenop de meest actieve vulkaan van Indonesië, in een schrale en gure wind, strelen de pasgeboren zonnestralen mijn gezicht.
De zon speelt met mijn Merapi en de westelijk gelegen berg Gunung Sumbing een kat-en-muis spelletje: op Sumbing verkleint de schaduw van Merapi zich, tot ze na 10 minuten volop in de zon staat. In het noorden staat de Merbabu groots en imposant te zijn. In het zuiden ligt Yogya te ontwaken onder een deken van wolken.
Dan pas zie ik dat de Merapi leeft. Ik sta aan de rand van de werkende krater en uit alle hoeken en gaten komt stoom omhoog, de gloeiende lava bedekkend met een dikke mist. Ik voel een ontembare behoefte om over de rand, in die grote gapende mond te pissen. Denk daarna voldaan "I did the Merapi, and pissed her in her mouth". Een overwinningsgevoel. De Merapi teruggepakt voor alle pijn en mens-ontering die zij mij heeft aangedaan. En nog zal doen, want we moeten nog een eindje terug.
Verder omhoog wordt het "pad" steeds moeilijker begaanbaar en steiler. De groep splitst zich automatisch. Het Franstalige en het Engelstalige stel en het Duitse meisje vormen de achterblijvers. Even overweeg ik ook bij de volgers aan te sluiten, maar eigenlijk kan ik best goed mee in dit tempo. De route loopt nu dwars door de bush. Een paar keer blijf ik met mijn rugzak achter omgewaaide bomen hangen. Het "pad" ligt hier ook bezaaid met boomwortels. Eén keer blijf ik er met mijn voet achterhangen en blijf ternauwernood op de been.
Om half drie een lange rustpauze. Vanaf het rustpunt kijken we uit over Magelang en een andere, grote, stad. Ik dacht Yogyakarta, maar de gids zegt Solo. Ik neem de eerste foto's. Steeds twee van ieder uitzicht, eenmaal 3 seconden, eenmaal 6 seconden. Ken dan het trucje van de automaat nog niet. Ben benieuwd of er iets blijft plakken.
Na twintig minuten van stille en intense rust klinkt het commando "Up" en loopt de kopgroep van vijf, begeleid door de twee niet-Engelssprekende gidsen verder de Merapi op. Eén gids voorop, dan het Duitse stel, dan even niets, daarna de zwijgende Duitser, de Engelsman en ik en achteraan de tweede gids. De Engelsman en ik vinden steun bij elkaar op onze lijdensweg. Het "pad" is inmiddels zelfs dat niet meer en bij iedere stap moeten we uitkijken om niet uit te glijden of door de enkels te gaan. Als de enorme stijgingsgraad sporadisch wordt afgewisseld met vijf stappen 'Hollands steil' waan ik me zo af en toe op de roltrap.
Rond half vier weer rust. Schuilend achter rotsblokken, de wind is hard en koud, kom ik langzaam aan weer op adem. De gidsen lijken bij iedere rustpauze steeds een tukkie te doen. De druivensuiker van ma vijzelt de bloedspiegel van de Engelsman en mij weer wat op, zodat we in theorie weer verder kunnen.
Het klimmen wordt steeds zwaarder. Mijn knieën hebben al lang laten weten dat doorgaan gekkenwerk is. Mijn hart bonst de zuurstof door mijn lichaam en de Engelsman zweept me nog eens op : "Come on, we have paid for this!".
Het Duitse stel lijkt peper in de reet te hebben, ze zijn inmiddels uit het zicht verdwenen. Tijdens de laatste rust weigerden ze pauze te nemen en sleurden als het ware één van de gidsen mee naar boven.
Op het laatste plateau onder de top liggen een stuk of twintig bermtoeristen te slapen. Het is kwart over vier en het laatste stuk, steil tegen de brokken lava op, zal nog ongeveer een uur gaan kosten.
De klim is mensonterend. Met handen en voeten beweeg ik me omhoog. Iedere meter omhoog zwoegen wordt gevolgd door een halve meter terugglijden. Elke stap doet pijn aan tenen, voetzool, kuiten, maar vooral mijn knieën. De rugzak voelt aan als 50 kilo cement en bij iedere misstap overweeg ik om hem achter te laten.
Met buitenlandse krachttermen duwen Bob, de Engelsman, en ik onszelf omhoog. Hier stoppen kan niet meer, zó dicht bij het doel. Met het snot voor de ogen bereiken we om tien over vijf de kraterrand, een imposant diep, steil gat van zo'n 100 bij 25 meter. De top van de berg is nog een flinke steenworp.
Inmiddels daagt het in het Oosten. Een mysterieuze rode gloed naast Gunung Lawu, een bergtop op zo'n 200 km afstand. De zon laat zich nog net niet zien en ik spoed me naar de top. Wat ik van daar af zie is mooier dan Nirvana. De zon passeert langzaam maar zeker de horizon. Met tranen in de ogen voel ik me intens gelukkig dit mee te maken. Bovenop de meest actieve vulkaan van Indonesië, in een schrale en gure wind, strelen de pasgeboren zonnestralen mijn gezicht.
De zon speelt met mijn Merapi en de westelijk gelegen berg Gunung Sumbing een kat-en-muis spelletje: op Sumbing verkleint de schaduw van Merapi zich, tot ze na 10 minuten volop in de zon staat. In het noorden staat de Merbabu groots en imposant te zijn. In het zuiden ligt Yogya te ontwaken onder een deken van wolken.
Dan pas zie ik dat de Merapi leeft. Ik sta aan de rand van de werkende krater en uit alle hoeken en gaten komt stoom omhoog, de gloeiende lava bedekkend met een dikke mist. Ik voel een ontembare behoefte om over de rand, in die grote gapende mond te pissen. Denk daarna voldaan "I did the Merapi, and pissed her in her mouth". Een overwinningsgevoel. De Merapi teruggepakt voor alle pijn en mens-ontering die zij mij heeft aangedaan. En nog zal doen, want we moeten nog een eindje terug.
De terugweg
Ik schil mijn appel, scheelt toch al gauw een pond voor de terugweg, en deel hem met de Engelsman en de beide gidsen. Draai ook nog een Samsonnetje voor ze, voordat ze genadeloos de aftocht blazen.
Met knikkende knieën daal ik weer af. De inspanningen zijn nu minder zwaar, maar de klappen op enkels en knieën komen heel hard aan.
Halverwege de top en het laatste plateau klauteren het Duitse meisje en de mannelijke helft van het Engelstalig stel nog omhoog. We steken ze nog een hart onder de riem door over het uitzicht te roemen en gaan in een moordend tempo naar beneden.
De gids danst als een balletdanser de berg af. Wij, lomp als Europeanen zijn, stampen er achteraan. De afdaling wordt steeds warmer en gladder. Regelmatig glijden Bob en ik beurtelings uit, vooral als we over losliggend split schuiven. De pijn van de klappen op de gewrichten nopen ons tot regelmatig pauzeren. Tijdens één van de stops passeert een inlandse jongen met mand en zeis ons in opwaartse richting. Bob grapt of hij ook 20.000 roepia voor de tour zou hebben betaald.
Rond acht uur bereiken we de 'verharde' weg en is het verder in een 'tsjeplekke-tsjeplakke-tsjeplok-tsjeplok' tempo een gemakkelijk half uurtje terug naar ons startpunt. Ik maak gebruik van de mandibak buiten om handen, voeten, gezicht en borst af te spoelen. Dan begin ik aan het ontbijt: nog kleffere boterhammen, driedubbel met hagelslag, een hardgekookt eitje en ananas. We wachten tot om een uur of tien de achterhoede moe maar voldaan zijn teruggekeerd op de basis. We stappen in het busje en hobbelen slapend met de neus tegen de ramen terug naar Yogya. Uitgeteld val ik nog in het zwembad, slurp een biertje leeg, kruip in bed, denk hardop: "I did the Merapi and pissed her in her mouth" en val direct in slaap.
Met knikkende knieën daal ik weer af. De inspanningen zijn nu minder zwaar, maar de klappen op enkels en knieën komen heel hard aan.
Halverwege de top en het laatste plateau klauteren het Duitse meisje en de mannelijke helft van het Engelstalig stel nog omhoog. We steken ze nog een hart onder de riem door over het uitzicht te roemen en gaan in een moordend tempo naar beneden.
De gids danst als een balletdanser de berg af. Wij, lomp als Europeanen zijn, stampen er achteraan. De afdaling wordt steeds warmer en gladder. Regelmatig glijden Bob en ik beurtelings uit, vooral als we over losliggend split schuiven. De pijn van de klappen op de gewrichten nopen ons tot regelmatig pauzeren. Tijdens één van de stops passeert een inlandse jongen met mand en zeis ons in opwaartse richting. Bob grapt of hij ook 20.000 roepia voor de tour zou hebben betaald.
Rond acht uur bereiken we de 'verharde' weg en is het verder in een 'tsjeplekke-tsjeplakke-tsjeplok-tsjeplok' tempo een gemakkelijk half uurtje terug naar ons startpunt. Ik maak gebruik van de mandibak buiten om handen, voeten, gezicht en borst af te spoelen. Dan begin ik aan het ontbijt: nog kleffere boterhammen, driedubbel met hagelslag, een hardgekookt eitje en ananas. We wachten tot om een uur of tien de achterhoede moe maar voldaan zijn teruggekeerd op de basis. We stappen in het busje en hobbelen slapend met de neus tegen de ramen terug naar Yogya. Uitgeteld val ik nog in het zwembad, slurp een biertje leeg, kruip in bed, denk hardop: "I did the Merapi and pissed her in her mouth" en val direct in slaap.