• Padar island Komodo
  • Bromo
  • Raja Ampat
  • Duikvakanties Indonesië
  • Borobudur
  • Tanah Toraja
  • Turtle
  • Ombak Putih
  • Bali sunset
  • Baliemfestival
  • Kawah IJen
  • Bohorok
  • Tangkahan
  • Samosir
  • Baturraden
  • Pink beach Komodo
  • Whaleshark Kalimantan

Reisverslag Indonesië

Rondje Java, schema 32 dagen

Amsterdam-Jakarta-Pelabuhan Ratu-Bandung-Garut-Pangandaran-Magelang-Yogya-Malang-Kalibaru-Sukamade-Probolingo-Sarangan-Semarang-Cirebon-Linggarjati-Jakarta-Amsterdam


Verslag

Verslag van onze Java-reis in april-mei 2011
Na onze vakantie in 2009 met de Roots- en Music- reis in 2009 met Wouter Müller, besloten wij dit jaar 2011 weer een reis te plannen bij Merapi Tours.
Nu wilden we een langere reis en dus een maand voluit genieten van het land waar we geboren werden. Max heeft zich toen gestort op de invulling van de dagen en het is een boordevolle planning geworden.
‘We’ zijn: Hanneke, Roy, Ellen, Tineke, Max en Maudy. We kenden elkaar al wel, alleen Ellen, Maudy’s vriendin van de Lagere School in Bandung, was de ‘nieuweling’ uit Australië.
Op 15 april was het zover en werden we met een busje opgehaald die ons zessen naar Schiphol bracht. Het was al erg druk zo vroeg in de morgen en Max en Maudy werden verrast door Anne-Marie en Kees die ons op Schiphol kwamen uitwuiven; lief van ze.
Na een kop koffie, broodjes en de nodige grappen werd het tijd om door de douane te gaan. En hier begon de lange zit via Singapore naar Jakarta.
In Jakarta stond de gids Jan Loen, alias Adrian van onze vorige reis ons al op te wachten. De ontmoeting was hartelijk en meteen ook gezellig. We raakten bij het naar buitengaan even in paniek, want Roy, Hanneke en Ellen zagen we niet meer. Gelukkig zagen ze ons en kon de rit naar het eerste hotel ‘Le Grandeur’ beginnen. Na de verdeling van de kamers en een opfrisbeurt zijn we weer in de bus gestapt en hebben we een tourrit gemaakt door het grote en drukke Jakarta, hoofdplaats van Java. We gingen direct naar het Fatahillah plein, waar we natuurlijk het alom bekende Café Batavia binnen gingen om wat te drinken. Daarna bezochten we het heel netjes onderhouden ereveld Ancol. In de registers vond Max nog de namen van zijn Overgrootvader en een Oom die verdronken is tijdens de oorlog bij het zinken van de Yunyu Maru.
Hierna werden we weer teruggebracht naar ons hotel.
De dagen erna zijn druk gevuld geweest en hebben we veel gezien en beleefd. Dit keer bezochten we Taman Mini en mocht je meer willen weten over Taman Mini, kijk dan op http://nl.wikipedia.org/wiki/Taman_Mini_Indonesia_Indah
Het is een erg mooi en groot park, waar je veel van bevolking en eilanden van Indonesië leert kennen. Ook bezochten we de grootste Moskee en de Kathedraal die tegenover de Mesjid gelegen is. Prachtige kerk.
De tweede dag in Jakarta zijn wij om 16.30 uur naar kampung TUGU gegaan om daar een kroncong optreden bij te wonen.
Eerst André Juan Michiels van huis opgehaald en hij gidste ons naar het oude gerestaureerde kerkje en gaf ons de gelegenheid om de omgeving te bekijken. Daarna reden wij weer terug naar zijn huis en op de binnenplaats stond een tent met stoelen voor de gasten. Inmiddels kwamen de burgemeester van Jakarta Utara (Noord Jakarta) en de minister van Toerisme binnen. Er was even gelegenheid om in de huiskamer met elkaar te praten onder het genot van koffie of thee en lekkere koeken. Hierna kregen we een maaltijd aangeboden. Na het eten konden wij allen plaatsnemen in de feesttent om het optreden van de Tugu kroncongband bij te wonen.
Er traden artiesten op uit o.a. Tugu zelf, Lampong, Depok, Bandung en Yogya. Wij hadden een mooie plaats vooraan, maar helaas begon het hevig te onweren en de hemel barstte los tijdens het eerste optreden. Alles op het open podium moest in aller haast worden binnengehaald en omdat wij nat werden toen het zo hard bleef regenen, werden wij één voor één onder een paraplu naar het woonhuis gebracht. Buiten liep alles onder water (banjir). Toen de regen eindelijk ophield, vroeg de dochter van Andre ons of wij nog naar buiten wilden gaan om alsnog van het optreden te genieten. Ondanks dat alles nog zo nat was, genoten wij van de kroncong muziek, zo nu en dan afgewisseld met wat moderne nummers. Het was heel gezellig en tegen kwart over 10 haalde Adrian ons op om weer terug naar het hotel gaan. In Tugu kregen wij ieder bij het afscheid nog een tas aangeboden gevuld met een folder, T-shirt en cd’s van de Tugu Kroncong Band, met de bedoeling de band te promoten. Onderweg waren sommige gedeelten van de straten onderwater gelopen door de hevige stortbui. Wij hebben nu aan den lijve ondervonden wat “banjir in Jakarta” is. Moe en toch voldaan door alle indrukken van deze dag gingen we direct slapen, daar wij de volgende morgen weer vroeg op moesten voor ons vertrek naar Pelabuhan Ratu (onze volgende verblijfplaats).
Vandaag zijn we richting Pelabuhan Ratu gereden, in onze jeugd beter bekend als de Wijnkoopsbaai. Hier regeert Nyai Loroh Kidul of te wel vertaald: de Koningin van de Zuidzee.. In bijna elk hotel aan de zuidkust van Java is een kamer voor haar ingericht, zo ook hier waar wij logeerden in het Samudra Hotel even buiten Pelabuhan Ratu; wij hebben haar kamer ook mogen bezichtigen en je kon er mediteren op afspraak.
Kijk voor meer info op: http://nl.wikipedia.org/wiki/Nyai_Loro_Kidul

Vroeg in de morgen, direct na het ontbijt, bracht de bus ons voor een excursie naar de heet waterbronnen in Cipanas en naar de hooggelegen kampung Lebak, district Bantam waar Saïdjah en Adinda hadden gewoond (naar het verhaal van Multatuli).
Informatie op: http://nl.wikipedia.org/wiki/Max_Havelaar_(boek)

Onze rit ging door Karang Papak in kecematan (regentschap) Cisolok, Karanghawu; hierna ging de weg steil omhoog en bereikten wij het hoge berggebied. We passeerden de kleine dorpen Cikahuripan, Gunung Kramat, Girimukti, Mekarsari, Cibeber, Cikotok, Cibadak, Cisuren, Ciusul, Ciperay, Sukamaju, Majasan, Lebak Gedong en Cipanas.
Het was een schitterende reis en een aanbeveling: neem camera of filmtoestel mee. Hulde aan onze reisgids Jan Loen alias Adrian, die ons van alles kon vertellen over de rit, bergen en natuur en natuurlijk was daar ook de chauffeur Komar, die ons goed en veilig door berg en dal wist te brengen en schitterende sawahgezichten liet zien, tevens voor diverse fotostops zorgde! Het is te veel om alles hier te vertellen.
Vandaag een andere tocht naar het zuiden van Bandung, naar het gebied van de theeonderneming Malabar van de families Kerkhoven (bekend van het boek Heren van de Thee van Hella S. Haasse) en Bosscha in Pengalengan. Ook de theefabriek Malabar werd bezocht.
Van ons mooie hotel Savoy Homann gingen wij via Padalarang, Bojongsoang, Banjaran, Lamajang naar Pengalengan.
In de omgeving van Pengalengan hadden wij een prachtig uitzicht op de terrasvormige rijstvelden beneden ons, maar ook tuinen waar men aardappels, kool, tomaten, lomboks, kacang panjang, en andere soorten groenten verbouwde. De berghellingen waren begroeid met allerlei bomen en planten. Je zag overal grote Afrikanen, in ons land beter bekend als Afrikaantjes…

Voorbij Pengalengan kwamen wij bij de uitgestrekte theeplantages van Bosscha.
Het is prachtig om daar midden in een theeplantage te staan, alles mooi groen tot aan de hellingen van de bergen Malabar, Wayang en Papandayan. Wat een stilte en wat een rust, het is moeilijk te verwoorden, je moet het zelf zien en beleven; genieten van de groene natuur, de bergen, de vogels, de vele vrouwen in kleurige gewaden met een caping op het hoofd die bezig zijn om de theeblaadjes met de hand te plukken voor een karig loontje maar toch altijd goedlachs blijven.
Maudy, Adrian, Roy en Max liepen een eindje door de theetuinen, de anderen bleven in de buurt van de bus. Tijdens de wandeling in de theetuinen zagen we hoog boven op de helling de uitkijktoren waar de heer Bosscha destijds met een verrekijker de theeplantages controleerde. Op een paard reed hij door de plantages en had zo contact met zijn mensen.
Na de wandeling reden wij naar het plantershuis van de familie Bosscha met de goed verzorgde mooie tuin eromheen. In de woonkamer kregen we koffie en thee en Adrian, kwam met heerlijke cakes als verrassing. Wij mochten in het huis alle vertrekken bekijken.
In de woonkamer staat antiek meubilair, schilderijen en beeldjes en er hangt een bijzondere sfeer van tempo dulu. Dichtbij de uitgang van het huis bevindt zich het graf van Bosscha onder een grote mahonieboom. In dit huis kun je ook logeren. Het is wel oud natuurlijk; de slaapgelegenheden hebben we niet gezien. Toiletaangelegenheden zijn schoon, maar niet nieuw.
We hebben nadien nog de theefabriek bezocht, waar we over het gehele proces uitleg kregen. Heel interessant.
Vandaag was Bandung aan de beurt en rijdend door de Jalan Braga, zagen we vanuit de bus de Majestic Cinema uit de twintiger jaren en het vroegere Maison Bogerijen, en een aantal oude Nederlandse winkels. We kwamen bij Gedung Sate, maar aan de voorzijde, mochten we er niet in. Adrian kent daar iemand en vroeg of wij het gebouw van binnen mochten bezichtigen. Met een bewaker werden wij in het gebouw rondgeleid tot aan het dak, waar wij een prachtig uitzicht hadden op de stad en omgeving.
Binnen het gebouw was het wat donker, maar alles zag er heel netjes en schoon uit. Al het houtwerk zoals meubels, vloeren, trappen, leuningen enz. werden gemaakt van jatihout. Gedung Sate is nu het gouvernementsgebouw van de provincie West-Java, voorheen het gebouw van het Departement van Verkeer en Waterstaat van Nederlands-Indië.

Van Gedung Sate reden wij langs de boomrijke boulevards, waar je de sfeer van tempo dulu kon proeven, naar Jalan Burung Gereja waar het ouderlijk huis van Maudy hopelijk nog staat. Dit straatje is wat moeilijk te vinden doordat er veel veranderd en bijgebouwd was; maar na een paar keer rondgereden te hebben, vonden wij het toch en zagen dat het huis veranderd was.
Van hieruit gingen we naar het hooggelegen Dago Theehuis, helemaal aan het eind van de Dago-route. Hier staat het openlucht-theater van waar je een mooi uitzicht had op de benedenstad. Jammer dat het wat nevelig was.
Anderdaags reden we van Bandung naar Cipanas richting Garut waar haast nooit toeristen komen. Voorbij desa Cileunyi ging Komar onze chauffeur van de autoweg af en reden wij via een eenvoudige en smalle binnenweg langs de dorpjes Rancaekek, Cicalengka, Nagrek, Cangkuang bij Leles, Leuwigoong via Garut naar ons hotel Sumber Alam in Cipanas. We zagen in de omgeving van Cileunyi veel textielbedrijven. In de verte hadden wij het gezicht op de gunung Manglayan en langs de weg veel warungs die tahu goreng verkochten. Njammie..njammie…

We reden door het berggebied van de Preanger, een gevarieerd landschap van vlak akkerland tot mooie terrasvormige rijstvelden, thee- en koffieplantages en daar tussen heel eenvoudige desa’s. De weg, vaak hobbelig, had vele krommingen. In het plaatsje Nagrek hadden wij een koffiepauze bij Warung Kopi om vervolgens bij kampung Leuwigoong weer een fotostop te houden waar we de mooie rijstvelden en vergezichten vastlegden.
In Cangkuang bij Leles stoppen wij bij een dorpsplein. In een prieeltje aan een mooi water trakteerde Adriaan ons op dawet/cendol met lekkere koekjes. Vanaf het prieeltje was een prachtig uitzicht op het meer, de omringende bergen, rijstvelden, bambustruiken en akkers waarop ubi (zoete aardappel) en singkong (tapioca) werd verbouwd. Ook werd hier veel tabak verbouwd. De jonge aanplant kreeg als bescherming pisang(bananen) bladeren over zich heen. Na Cangkuang zag je langs de weg vele baksteenfabriekjes.

Laat in de middag arriveerden wij bij Kampung Sumber Alam in Cipanas bij Garut. Dit hotel was fraai gelegen in het Parayangan theegebied op het Bandung-plateau te midden van de bergen, actieve vulkanen en geisers. De cottages (paalhuisjes op het water) waren in Sundanese stijl gebouwd, gelegen op een meer vol waterplanten en bamboe.
Er was geen airconditioning op de kamer en het stromend warmwater in het hotel werd rechtstreeks betrokken uit een vulkanische bron. Kampung Sumber Alam was hooggelegen en de temperatuur was daar aangenaam. Cipanas was maar een klein plaatsje aan de voet van de gunung Guntur. ’s Avonds aten we goed in het restaurant achter het hotel, waar wij ook ontbeten.
De volgende dag vertrokken wij naar het vissersdorpje Pangandaran. De weg naar Pangandaran was lang, maar prachtig en de weg voerde ons via Garut, Sukawaringin (kecematan Selawu, kabupaten Tasikmalaya), naar Tanjung Jaya, Ciamis, Banjar, Banjari. In de omgeving van Garut (bekend om zijn dodol) wordt veel leer gemaakt van schapen (domba2). Overal langs de weg hingen of lagen de huiden te drogen. De weg van Garut tot Banjar was goed tot redelijk berijdbaar. Na Banjar werd het slecht door de vele gaten in de weg. Vanaf Garut ging de weg stijl omhoog en zagen we beneden in de dalen de prachtige rijstvelden, pisang- en klapperbomen en ook arenpalmen.
Beneden langs de weg stroomt de kali Ciliwung. In het dorp Tanjung Jaya hadden wij een fotostop. Wij zagen hoe daar de rangginan (kleefrijst-koekjes) rood en wit op de daken, op de grond langs de weg en overal waar maar plaats was, lagen te drogen. In dit dorp waren wij nog een paar keren uit de bus gestapt om prachtige panorama’s in de valleien te fotograferen zo ook de berg Misigit. We waanden ons in een paradijs, zo vredig, zo stil was de natuur daar. Omstreeks 15.00 uur arriveerden wij in hotel Puri Indah in Pangandaran, waar wij in oktober 2009 ook een paar dagen hadden doorgebracht. Een mooi, eenvoudig en rustig hotel met een zwembad voor de kamers.
Laat in de middag gingen wij naar het westelijk strandgedeelte (einde van Jalan Pantai Barat) van Pangandaran dat op 17 juli 2006 getroffen werd door een tsunami, om de zonsondergang te zien. Hier waren we in 2009 ook geweest.
’s Avonds aten wij in de kampung Pangandaran bij goede kennissen van onze reisgids, waarna wij nog even gezellig zaten op de bale2 in de voorgalerij.
De volgende dag bezochten wij met een gids van deze kampung -met de leuke naam Aep-, in becaks o.a. de plaatselijke pasar, waar van alles te koop was; een tempehbedrijfje, een bedrijfje waar men gula jawa maakte, de vissershaven en het nationale park Penanjung. Tijdens de korte wandeling door dit park vertelde de gids, ook boswachter van dit park, ons over de soorten planten, bomen en het wild zoals de makaki’s (Java aap), bantengs, herten enz. We deden een rondgang door het park en maakten kennis met de makaki’s en tamme herten. Prachtig!
’s Avonds werden wij weer uitgenodigd voor een afscheidsdiner en een muziekoptreden door een plaatselijke zangeres en haar vriend op keyboard. Tegen 22.00 uur namen wij afscheid van de bewoners die ons de beide dagen gastvrij hebben ontvangen.

Van Pangandaran ging onze tour verder naar het hooggelegen Magelang. Wij reden naar Kalipucang om vandaar uit met een gemotoriseerde prauw naar Cilacap te varen over de brede kali Citanduy als over de binnenzee (Segara Anakan) door een groot natuur- en lagunegebied met mangrovebossen, palmbomen en moerasplanten. In Cilacap stapten wij weer in de bus en reden de stad uit over een grote brug waaronder de kali Serayu stroomde. We vervolgden onze reis via de plaatsen Kroya, Tambak, Gombong, Kutoarjo, Kebumen, en Purworejo. Helaas hadden wij vanaf Kebumen tot aan Magelang veel regen, waardoor er weinig van dit gebied te zien was.
Na een lange reis arriveerden we in de stromende regen in het mooie hotel Puri Asri, dat op een voormalige rijstveld ligt en waar beneden de kali Progo stroomt. Het hotel is ruim en terrasvormig opgezet met galerijkamers. Vanuit de hotelkamer hadden wij zicht op de contouren van de gunung Sumbing die nog in de mist verborgen was, maar even later werd de berg goed zichtbaar.
Ons doel die morgen was het Diëngplateau (op 2000 meter hoogte), een aantal kilometers ten noorden van de stad Wonosobo. Op het Diëngplateau, een vulkaankrater omgeven door steile wanden bevonden zich de oudste Hindu tempels van Midden-Java. We volgden eerst de hoofdweg en sloegen even buiten de stad een binnenweg in. Aan weerszijden van deze binnenweg zagen wij hoe veel bomen en planten door de as van de vulkaan Merapi waren verbrand. Een triest gezicht.
Maar we zagen ook mooie vergezichten met op de achtergrond de vulkanen Sumbing en Sundoro. Verder ging het naar het hoger gelegen Telaga Warna, het kleurenmeer. Hier maakten wij een flinke wandeling door het mooie park dat door het hoge zwavelgehalte van het water een vreemde blauwe kleur had, die naarmate het water dieper werd, donkerder was. Legende is te lezen op: http://www.beleven.org/verhaal/telaga_warna_het_veelkleurige_meer
Hierna gingen we richting Kawah Sikidang, een plek met stoom, zwavelgassen en bubbelende modderpoelen. Hoe dichter we bij de grote krater kwamen, hoe benauwder het werd door de zwaveldamp, waar het echt naar rotte eieren rook.
In de vroege uurtjes vertrokken we van Magelang naar Yogyakarta waar wij 3 nachten verbleven in hotel Puri Artha. Even buiten Magelang reden wij een smalle weg in en passeerden diverse kampungs waar de as van de Merapi was neergedaald en veel verwoesting had aangericht; huizen, planten en bomen waren verdwenen onder de grijze massa. Onderweg stopten wij om foto’s te maken van de verbrande natuur.
Ook in Yogya kwamen wij in de regen aan. Het hotel waar wij verbleven was mooi en in Balinese stijl.
Wederom bezochten wij de Kraton Ngayogyakarta Hadinigrat, waar het paleis van de Sultan Hamengku Buwono X was gevestigd. De Kraton was in de periode van 1756 tot 1790 gebouwd door Sultan Hamengku Buwono I en is tot op heden de residentie van de Sultans van het Kasultanan-tak van het voormalige Mataram Koninkrijk. Sultan Hamengku Buwono kwam in 1989 op de troon en woonde in dit paleis. Lees verder op: http://www.indonesielink.nl/java/yogyakarta-kraton/
Na het bezoek aan de Kraton gingen wij naar de batikerij Roro Jonggrang. Alvorens door de batikerij te worden rondgeleid, namen we eerst een kijkje in de batikwinkel, onder het genot van een kop koffie of thee. Na een tijdje in de winkel rondgekeken te hebben, kregen wij de gelegenheid om de batikkerij te bezichtigen. Hier zagen we zien hoe echte batik werd gemaakt en hoe batik cap (stempelafdruk) ontstond. Echte batik heeft 12 processen en batik cap 8.
Na batikerij Roro Jonggrang was de zilversmederij in Kota Gede aan de beurt.
We vetrokken al heel vroeg uit Yogya naar Malang. Het werd een lange en vermoeiende reis en we passeerden Patuk, Nglipar, Ngawen, Semin, Wonogiri, Wuryantoro, het grote meer Waduk Gajah Mungkur, Kebogan, Gedong, Sidoharjo, Jatiroto, Purwantoro, Panorogo, Balong, Sambit, Sawoo, Tugu, Trenggalek, Gondang, Tulungagung, Blitar, Kepanjen, Malang.
Er werd een korte stadstour gedaan door de oude stad Malang en we bezochten hier enkele belangrijke bezienswaardigheden o.a.de Ijen Boulevard, de alun-alun, de Chinese tempel en Toko Oen.
Wij namen de route via de bekende Ijen Boulevard, langs Pasar Bunga (bloemenmarkt) en de Ayani Moskee naar de goed verzorgde alun-alun met de mooie grote regenbomen (acacia’s). In het midden van dit plein, waar vroeger een fontein stond, zagen we nu een gedenkzuil voor de onafhankelijkheid.
Aan het eind van de alun2 stond het mooie stadhuis (Balai Kota Malang). Wij reden verder via Jalan Majapahit, langs hotel Splendid Inn (vroeger een koloniaal landhuis) en aan het einde van deze straat kwamen wij bij de kali Brantas, waar wij over de brug de Chinese wijk in gingen. Vanaf deze brug zagen wij de kleine kamponghuizen op de helling.
In de Chinese wijk, waar wij langs pasar besar reden, brachten wij een bezoek aan de oude Chinese tempel Wayasan Kelenteng Eng An Kiong bij de spoorweg die door het centrum van de stad liep. Binnen in de tempel legde onze reisgids Adrian het een en ander uit over de gebruiken en rituelen. De mooi met beelden van goden versierde altaren en de geur van geofferde wierookstokjes en kaarsen gaven het geheel een bijzondere sfeer. De tempel bevatte de drie belangrijkste godsdiensten van de Chinezen: het taoïsme, het confucianisme en het Chinees boeddhisme.
De kaarsen werden aangestoken om iets te wensen. Mensen offerden meestal drie of negen wierookstokjes aan de goden en boeddhistische heiligen. Na het offeren moest men een donatie aan de tempel doen, door geld in een houten doos te deponeren die voor het altaar stond.
Vandaag verkenden wij de omgeving van Malang. Deze stad is hooggelegen en is een mooie, koele, groene en schone plaats met brede wegen. Er staan ook nog veel oude koloniale woningen, maar ook krottenwijken. Malang wordt ook wel de “stad van de vrede” genoemd. In de omgeving staan veel koffie- en tabakondernemingen, verder de vulkanen Gunung Buring, Gunung Kawi en Gunung Semeru.
We brachten allereerst een bezoek aan de candi Singosari met de twee grote tempelwachters en de stoepa Sumberawan. Van Singosari reden wij via een smalle bergweg in de richting van de berg Arjuno waar we de theeplantages aan de voet van deze berg bezochten. Langs deze weg zagen we veel suikerriet velden. Tussen de theetuinen groeide veel peteh cina (lantoro). Na het bezichtigen van de theetuinen gingen we naar de theefabriek “Pabrik teh Celup Unit Teh Rolas Wonosari”. Hier kochten wij groene thee. Bij de theefabriek was een mooi park, dat druk bezocht werd. Vandaag waren er veel schoolkinderen die meededen aan spelletjes.
De rit ging verder via Lawang naar Purwodadi. De weg was smal en ging stijl omhoog de gunung Baung op. Dichtbij Kebun Raya in Purwodadi bezochten wij de Taman Wisata Air Terjun gunung Baung en liepen naar een soort pendopo (een open overkapping) waar een prachtig uitzicht had op de waterval van Baung in de verte.
Van Purwodadi ging de reis verder via het plaatsje Karangploso naar de grote planten- en bloementuin in Selecta. Bij de grote brug Kalilanang in Batu hielden we een fotostop en genoten van het prachtig uitzicht op de rivier, de sawahs en groene omgeving.
Batu staat bekend om haar vele bloemen- en plantenkraampjes langs de weg. Hierna keerden we weer terug naar ons hotel Graha Chakra.
Onze bestemming voor vandaag is het mooie plantage stadje Kalibaru, waar wij 2 overnachtingen bespraken in Rumah Kita Guesthouse.
De route ging via Turen, Dampit, Torto Yudo, Sumber Wulung, Candipuro, Pasirian, Lumajang, Sukodono, Sumber Baru, Tanggul, Bangsalsari,Kaliwates, Rambipuji en Jember.
Van Malang reden we over de gouden brug (Jembatan Mas) richting Turen. Onderweg passeerden we vele kampongs, prachtige terrassen met rijstvelden, omzoomd door klapper- en pisangbomen met voortdurend mooie vergezichten op de bergen en heuvels. In het gebied van Turen wordt veel brandhout verzameld, dat gebruikt wordt voor de ovens van dakpannenbedrijfjes. Ook tebu (suikerriet) wordt in deze streek veel verbouwd en in Turen bevindt zich een grote suikerfabriek.
Een zijweggetje bracht ons naar plek voor een fotostop van de gunung Semeru, die nu heel goed te zien was. De berg Semeru (3676 meter) is de hoogste berg op Java.
De weg richting Dampit was steil en had vele bochten. Van hieruit kregen wij een beter uitzicht op deze berg met de mooie rijstvelden aan haar voet.
Onderweg kwamen we veel vrachtwagens zwaar beladen met lavazand van de Semeru tegen. Wij passeerden Dampit waar tijdens de Tweede Wereldoorlog een straf- en werkkamp voor jongens van 15 en 16 jaar was ondergebracht op de rubber- en koffie-onderneming van Soember Gesing.
De weg van Jember naar Kalibaru leidde over de Maagdenpas, een mooie brede weg met veel bochten door een bosrijk gebied. Na een lange rit was daar eindelijk Kalibaru die op het oostelijk gedeelte van Oost-Java ligt. Vanaf Kalibaru moesten wij nog circa 3 kilometer rijden om in het hotel, liever gezegd Guesthouse “Rumah Kita “ te komen. Dit Guesthouse ligt aan een doodlopend weggetje in dessa Kajarharjo. Bij aankomst werden wij verwelkomd door Peter van Luijk, eigenaar. Natuurlijk kregen we een aankomst drankje. Avonds aten wij gezamenlijk op het mooie terras.
Rumah Kita ligt in een voormalige cocospalmen aanplant van 9000 m2. De tuin aan de achterzijde beslaat zo’n 6000 m2 en hier staan allerlei bomen in. De tuin eindigt in een klein riviertje met aan de andere kant de rijstvelden. Over de rijstvelden heen kon je de doorgaande weg naar Banyuwangi zien met op de achtergrond de gunung Raung. Verder is er een zwembad en staan veel mooie beelden in de tuin. Kortom en heel goed verblijf en aan te bevelen voor meerdere dagen. Het voelt aan als ‘ons huis’….
Schildpadden zien.
In 2 jeeps gingen we dwars door het Nationaal Park Meru Betiri naar Sukamade waar we hoopten aan het beschermd schildpaddenstrand, een schildpad haar eieren te zien leggen. Adrian ging mee. Richard Prehn was onze chauffeur, terwijl in de andere jeep naast de chauffeur ook een gids mee ging. Bij Genteng sloegen wij af en het pad voerde door diverse oude rubber-, koffie-, cacao-, en nootmuskaat plantages. Onderweg bij een rubberplantage werd gestopt en kregen we uitleg van de gids over alles wat hier groeide en bloeide. Het begon wat te regenen waardoor alles vies en modderig werd.
Op het strand aan de baai van Rajegwesi werden de meegebrachte lumpias verdeeld. In kampong Rajegwesi stapten wij weer in de jeeps en reden de jungle in. De weg was heel slecht, smal en onverhard. We reden over dikke keien, soms modderig en door diepe kuilen waarbij we de hele reis tot Sukamade door elkaar geschud werden. Vanuit de jeep zagen wij alleen maar het natuurpad waar gereden werd, planten, bomen en zo nu en dan diepe afgronden, begroeid met geweldige woudreuzen. Soms was het net of de weg onbegaanbaar werd en toch lukte het de chauffeurs om er door te komen. Het werd steiler en de jeeps moesten een bergrug over. Hier aangekomen moesten de chauffeurs zich melden bij een post. De jeeps moesten ook enkele riviertjes doorwaden, omdat er geen bruggen waren.
Circa 16.00 uur arriveerden we vermoeid van de zware en lange tocht eindelijk in hotel Wisma Sukamade. Een vrij eenvoudig hotel zonder airco, een badkamer met waterbak, geen wasbak en handdoeken en wc-papier werden uit Kalibaru mee genomen.
Na het avondeten vertrokken wij met de jeeps in het donker door de jungle naar het schildpaddenstrand. De rit naar het strand over het zeer hobbelige en slechte pad duurde wel meer dan een uur en het was onderweg pikdonker. Richard, chauffeur, bescheen regelmatig het oerwoud met zijn zaklantaarn om te zien of er wilde dieren, zoals zwijnen, boskatten of herten waren, maar helaas was er niets te zien.
Bij het strand aangekomen, bezochten we eerst het gebouw waar de door de rangers opgegraven eieren weer werden begraven totdat de jonge schildpadden uit kwamen. Deze jonge beestjes hadden de tijd om aan te sterken voordat ze in zee werden uitgezet. Dit gebeurde vaak na 56 dagen. Ook zagen we in het gebouw bakken waarin honderden schildpadjes in het water rondzwommen of in bakken met zand rondliepen.

Hierna werden we verder gebracht tot dichtbij het strand en stapten uit. Wij moesten nog een stukje door het donkere bos lopen en er mocht beslist geen lichtje schijnen. Op het strand werden kleden gelegd en moesten wij heel stil zitten onder een prachtige sterrenhemel, totdat wij een seintje kregen van de rangers. Na een poosje kregen wij en sein dat er een schilpad eieren ging leggen. Het was nog een behoorlijk eind lopen om bij de schildpad te komen. Heel bijzonder om mee te maken hoe zo’n reuzenschildpad ‘s nachts 132 eitjes legde in een diep kuil.
Hierna was het voorbij en reden wij weer naar ons hotel terug. Gelukkig was er nog licht in het hotel. Regel is dat de elektriciteit, opgewekt door een generator van de onderneming in het dorp om 22.00 uur uitgaat en dat er alleen gebruik gemaakt wordt van petroleumlampen of lampu templek. Het was al met al een schitterende dag geweest, een dag om nooit te vergeten.
De volgende morgen al heel vroeg na het ontbijt reden wij dezelfde weg terug naar Kalibaru, over de steile heuvelrug. Gelukkig dat wij maar een enkele tegenligger tegenkwamen op dit zeer smalle pad. Verder op, dichtbij de kampong Rajegwesi, werd een stop gemaakt om van bovenaf de baai en de blauwe zee te fotograferen. Een schitterend gezicht. Op een plateau, die je van de weg via een natuurlijke trap kon bereiken, was een beter uitzicht op de omgeving. Hierna verlieten wij het nationaal park en namen een andere weg terug naar Rumah Kita.
Helaas moesten wij afscheid nemen van guesthouse Rumah Kita.
We vertrokken van Kalibaru naar Probolinggo via de plaatsen Jember, Bondowoso, Situbondo, Pasir Putih en Besuki en de mooie Maagdenpas. De weg slingerde omhoog en ging de tocht door een bosgebied richting Jember. In de omgeving van Mayang, even voor Jember, groeiden veel dennenbomen (pohon cemara). In de buurt van Bondowoso zagen wij aan de linkerzijde de gunung Argopuro. Bondowoso is een vrij rustige plaats en heeft de grootste kretekfabriek genaamd Sampurna.
Wij verlieten het mooie berggebied en de route vanaf hier werd vlakker en ging grotendeels langs de noordkust van de Javazee. In Pasir Putih bezochten wij het “witte” strand, wat nu grijsbruin gekleurd is, met de vele eet- en souvenir winkeltjes. Op- en aan het strand lagen mooie traditionele prauwen.
Vanaf Besuki tot Probolinggo zagen wij veel suikerrietvelden. Vanaf Situbondo naar Probolinggo reden wij op de hoofdweg (Jalan Raya) van Surabaya naar Banyuwangi. Tegen 17.00 uur arriveerden we in het hotel Tampiarto in Probolinggo. Over het hotel kunnen we alleen zeggen dat het heel slecht en smerig was. Veel muskieten en kakkerlakken in de kamers. De badkamers en toiletten waren smerig en kapot; baden was haast niet mogelijk. Zelfs het licht was grauw en duister! Met veel tegenzin ontbeten wij in het niet al te schone restaurant van hotel Tampiarto.

We vertrokken naar Sarangan via de bekende plaatsen Pasuruan, Purwodadi,Lawang, Malang, Batu, Pujon, Paré, Kediri, Nganjuk, Caruban, Madiun, Magetan. Een lange reis in een mooi berggebied met veel bossen en andere interessante bezienswaardigheden.
Ergens tussen Batu en Pujon, waar de weg zich langs en over een riviertje slingerde in combinatie met bossen en prachtige rijstvelden dronken wij op een mooi plekje dichtbij een dam een bakje koffie. De rit naar het bergdorpje Sarangan slingerde behoorlijk omhoog, en kwamen wij ’s avonds in het donker aan.
Hotel Sarangan in Sarangan is hooggelegen aan het kratermeer. Het is een eenvoudig en nostalgisch hotel met kamers die een woonkamer met schoorsteenmantel, een slaap- en badkamer hebben. Buiten is een overdekt terras met zitjes van waar je een uitzicht had op het mooie kratermeer en verre bosrijke omgeving. Het was buiten vrij koud toen we daar waren, maar binnen in de kamer was het aangenaam zonder AC. De badkamer heeft een normale wc en een mandibak met koud water en gayung (waterschep). Heerlijk om op de oude manier te kunnen baden. Om de opgaande zon over het kratermeer en de prachtige omgeving vanmorgen te fotograferen was het helaas te laat. Het wateroppervlak stak diepblauw af tegen een strakke hemel, terwijl rondom het meer alles mooi groen was.
Het meer ligt aan de voet van de gunung Lawu met Sarangan op 1230 meter hoog. Volgens zeggen zouden hier meer Indonesiërs hun vakantie doorbrengen dan buitenlandse toeristen. Het ontbijt is hier eenvoudig, maar goed (brood met beleg of nasi goreng, koffie en thee). Achteraf jammer dat we hier maar 1 nacht verbleven!

Na het ontbijt vertrokken wij naar Semarang waar wij 2 overnachtingen hadden in hotel Graha Santika aan de Jl. Jenderal Ahmad Yani.
De route van Sarangan naar Semarang is als volgt: Tawangmangu-Karangpandan-Karanganyar-Surakarta (Solo)-Kartusuro-Mojosongo-Boyolali-Ampel-Tengaran-Salatiga-Rawa Pening-Ambarawa-Banyu Biru-Ungaran-Semarang. Prachtig afwisselende landschappen o.a. bergen/ vulkanen, heuvels, bossen, rijstvelden, uitgestrekte koffie-, rubber- thee- en rietsuikerplantages, mooie lokale dorpen, meren, bergrivieren en nog veel andere bezienswaardigheden.De steile en bochtige weg van Sarangan naar Tawangmangu ging over een hoge pas die de grens is tussen Oost-Java en Midden-Java.
Onze eerste stop was bij de Candi Sukuh in de buurt van Tawangmangu. Candi Sukuh is een erotische tempel en het hoogste en meest complexe bergheiligdom in Midden –Java. De tempel ligt in een rustige omgeving heeft een schitterende uitzicht op het berglandschap, bovendien heeft ze een bijzondere vorm en is omringd door vruchtbaarheidssymbolen in de vorm van beelden zoals de Lingga, Yoni en een grote baarmoeder. Verder staan er een aantal reliefs uit het Ramajana en Mahabharata-epos . De trip ging verder naar Candi Semar ook in Tawangmangu. Hier stond een groot beeld van de clowngod Semar.
In Surakarta bereden wij de brug over de kali Brantas, jammer dat wij daar niet konden stoppen vanwege het drukke verkeer. In Solo brachten wij een kort bezoek aan Pasar Gede. Ongeveer 30 km van Solo was het plaatsje Boyolali prachtig gelegen op de hellingen van de gunung Merapi en de gunung Merbabu met mooie uitzichten op de rijstvelden. Jammer dat wij deze bergen niet goed konden zien vanwege de nevel.
De rit verder langs Salatiga met zijn vele oude gebouwen, Tuntang bij het meer Rawa Pening, waar wij bij de oude brug een fotostop hadden. Dan verder naar Bawen, een bergachtig gebied, langs de afslag Ambarawa, waar wij voorbij een van de voormalige jappenkampen reden. De rit ging verder naar Ungaran, waar het erg druk begon te worden op de weg. Laat in de middag, het werd al donker, kwamen wij in Semarang, hoofdstad en grote havenstad van Midden-Java, aan.

In Semarang bezochten we het gebouw Lawang Sewu of Pintu Seribu .
In de Nederlandse tijd was dit het hoofdkantoor van De Nederlands-Indische Spoorwegmaatschappij, afgekort NIS. Wij werden door een gids rondgeleid. Tijdens de Japanse bezetting werd het gebouw bezet door het Japanse leger en de kelders onder het gebouw werden gebruikt als gevangenis, waar de gevangenen staande naast elkaar moesten verblijven en bij regen de kelders tot aan hun nek vol water stroomden. Wie klein was, verdronk. Helaas konden wij het hoofdgebouw niet in wegens renovatie. Wel de bijgebouwen. Het gebouw is van 1904 en de bijgebouwen van 1916.
Het hoofdgebouw werd gemaakt van materiaal (bakstenen en dakpannen), uit Nederland en marmer uit Italië.
Van Gedung Lawang gingen wij verder naar de Chinese tempel Sam Poo Kong van de Chinese admiraal Cheng Ho uit de 15e eeuw. Het is de grootste tempel op Java en is vernieuwd en uitgebreid. Nu staat er een groot beeld van Cheng Ho op het terrein. Een Chinese tempel heet kelèntèng en alles is in rood en goud gekleurd.
Van Sam Poo Kong reden wij naar Semarang Lama waar nog veel oude huizen en gebouwen staan uit de VOC en Nederlandse tijd, zoals het gebouw van de KPM en het station Tawang. Tegenover dit station werd een groot waterbekken aangelegd , om het binnenkomende water met pompen op te vangen. Er is nog een oude sluis. Deze oude stad werd en wordt regelmatig geteisterd door overstromingen, niet alleen veroorzaakt door de regen maar ook door vloed vanuit de zee.
Ook bezochten we de oude protestantse kerk Gereja Blenduk (koepelkerk). Vroeger was het een Portugese kerk. Er staat nog een mooi kerkorgel. De kerk is nog in goede staat en stamt uit 1753.
Semarang is een oude havenstad aan de noordkust van Java en die als eerste in Indië een spoorverbinding kreeg. Deze werd op 10 augustus 1867 door de NIS geopend.
We vertrokken van Semarang, Kawasan Simpang Lima naar Ceribon. De route ging via de plaatsen Kali Banteng, Kendal, Batang, Pekalongan, Pemalang, Tegal, Larangan, Brebes en Losari. In Kali Banteng passeerden wij het gelijknamige ereveld Kali Banteng. Even buiten Kendal is een grote suikerfabriek en loopt er langs de hoofdweg een aangelegd kanaal uit de Nederlandse periode. Het water wordt voor de irrigatie van de rijstvelden gebruikt.
In Pekalongan liepen wij over de pasar Grosir Setono waar alleen batik Pekalongan wordt verkocht. Pekalongan staat bekend om zijn mooie batikwerk.
In Pemalang vond Max even over de spoorbaan zijn ouderlijk huis terug,. Het geboortehuis was totaal verpauperd en het stonk er behoorlijk. Toch vond hij het fijn om enkele herkenbare plekken in tuin en huis terug te zien. Het huis er tegenover, waar het gezin later woonde was nog in goede staat.
Aankomst in hotel Santika Ceribon om ongeveer 17.30 uur. We kregen een kamer op de 4e verdieping, kamer 401. De Santika hotelketen is ons goed bevallen.
Vandaag verbleven wij de hele dag in de havenstad Ceribon in het noorden van West Java aan de Javazee. Ceribon is de oudste hofstad van Java en wel 3 eeuwen ouder dan Yogyakarta en Surakata en wordt ook wel de Garnalenstad genoemd. Ceribon is bekend om zijn krupuk en trassie. Wij brachten een bezoek aan de oude kraton Kanoman uit 1679. Jammer dat deze kraton niet goed wordt onderhouden. De muren zijn nog bekleed met oude tegels uit o.a. Delft en China.
Hierna zijn wij verder naar Linggarjati gereden en brachten een bezoek aan het rondetafel-conferentiegebouw Gedung Nascah in Kuningan waar in 1946 de ondertekening plaats vond van het vredesverdrag tussen Nederland en Indonesië. Het gebouw alsmede de tuin worden goed verzorgd. Oude foto’s uit die tijd hangen aan de muren. Er hangt een bijzondere sfeer wanneer je zo in het oude gebouw rondloopt.
Van Kuningan reden wij terug naar Ceribon.
De laatste dagen van onze tour door het mooie Java brachten wij in Bogor door. De route van Cirebon naar Bogor ging door het mooiste gebied van de Preanger met prachtige landschappen van bergen, vlaktes, sawah’s enz. We namen de route via Palimanan-Sumberjaya-Jatiwangi-Kadipaten- Tomo- Sumedang-Tanjungsari-Rancaekek- Bandung-Padalarang- Cimahi-Cianju-Ciranjang-Sumberwangi-Cipanas en Ciawi.
In Kadipaten gingen wij de brug over de brede kali Cimanuk. Vanaf het dorpje Tomo kon je de gunung Kukusan en de kali Cimanuk veel duidelijker zien. In Sumedang stopten wij bij een restaurant tevens tahufabriekje, waar wij tahu Sumedang aten.

Na Sumedang reden wi j langs de pas Cadas Pangeran (Rots van de Prins) op de vroegere Grote Postweg naar Bandung. “Cadas Pangeran” is een plaats met veel diepe ravijnen en scherpe bochten. Deze weg had de Gouverneur-Generaal Willem Daendels (niet geliefd bij de Indonesiërs) vroeger in dwangarbeid laten aanleggen waarbij duizenden Javaanse kuli’s (arbeiders) omkwamen door het zware werk, honger, zwakte en met name diarree.

Van Bandung reden wij via de tolweg naar Padalarang. Dichtbij Cianjur stopten wij bij een grote brug over de rivier Ci Kandangaan de Jalan Raya Bandung. Verder ging de rit langs uitgestrekte rijstvelden van het gebied Cianjur –bekend om haar geurige rijst- via Ciranjang naar Sumber Wangi. In Cipanas zagen we veel bonsaikwekerijen. Onderweg naar de Puncak begon het heel mistig te worden en konden wij weinig zien van de omgeving. Op de Puncakpas bij Rindu Alam maakten wij een stop om te eten. Het restaurant wat vroeger zo mooi, schoon en gezellig was, is nu heel rommelig, de tafels waren gewoon vies en de bestelling van het eten duurde te lang eer het opgediend werd en viel bovendien erg tegen. Na het eten gingen wij richting Bogor. Er was intussen veel verkeer, zodat wij tot aan Bogor bijna stapvoets moesten rijden. In Bogor hadden wij 2 overnachtingen in hotel Santika. Dit hotel is gelegen tegenover de botanische tuin en in het winkelcentrum. Het ligt op een zeer strategische locatie, met directe toegang tot de Jagorawi tolpoort en een ondergrondse verbinding naar de botanische tuinen.
Vanmorgen naar Pasar Bogor gegaan bij de ingang van Kebun Raya om wat souvenirtjes te kopen. Langs de weg stonden vele fruit- en groentestalletjes en verderop souvenir kraampjes. Direct overvielen de vele verkopers ons. Ook al probeerde je hun duidelijk te maken, dat je niets wilde kopen, toch bleven ze aandringen. Het beste is ze te negeren. We zijn nog even door de overdekte pasar gelopen, maar vonden niets van onze gading. Vanaf Tanjung hebben wij een stadstour door het oude Bogor gemaakt en het voormalig jappenkamp Gedung Badak bezocht, waar Max als kind zat. Het wordt nu gebruikt als legerplaats voor de Ciliwangi divisie.
Verder reden wij door de wijk Jambu Dua, Kebon Pedis, Jalan Merdeka met Jembatan Merah, Instituut Pertanian (landbouwinstituut), de Arabische wijk waar veel minyak wangi werd verkocht en zo terug naar het hotel. ‘s Avonds hebben Tineke, Maudy en Max samen met Adrian en Komar ergens in een Javaans restaurant in de stad gegeten als afscheid.
De laatste dag van onze mooie vakantie op Java. Wij hebben een fijne tijd gehad, veel gezien, veel ervaren, op plekken geweest waar weinig toeristen kwamen, genoten van de prachtige landschappen, bergen, heuvels, plantages, van de gemoedelijke bevolking enz.

Adrian, de reisgids en Komar, de chauffeur hebben hun uiterste best gedaan om ons daar te brengen en datgene te laten zien waar we om vroegen. Adrian weet veel te vertellen over de natuur, de mensen, de cultuur, godsdienst en nog veel meer.
Komar is een goede, rustige en geduldige chauffeur die ons overal veilig heen gereden heeft. Onze dank aan beide mannen, die eigenlijk samen met ons een gezin vormden.
Na het ontbijt zijn wij nog even om de hoek naar de Mall gegaan en kochten daar nog wat. De koffers en handbagage waren vol.
Wij mochten tot 13.00 uur op de hotelkamer blijven zodat wij ons nog konden opfrissen voor de lange reis naar Nederland. Dan werden de koffers opgehaald en in de bus geladen. In de lounge van het hotel Santika Bogor hebben wij tot 15.00 uur gezeten en werden toen naar het vliegveld Sukarno-Hatta gereden via de tolweg Jagorawi.
Op weg van Jakarta naar het vliegveld was het heel druk, vooral toen wij bij het vliegveld aankwamen. We zaten vast in een file en kwamen daardoor veel later aan. Na het uitladen van onze bagage namen wij afscheid van Adrian en Komar en moesten nog een heel eind lopen om bij de incheckbalie te komen.
Om 19.35 uur verlieten wij het eiland Java en vlogen via Singapore naar Nederland.
Snik…Snik…snik!!!